
Gedoogplicht dijkversterking: minnelijk overleg en schadevergoeding
0 Reacties
/
Recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het minnelijk overleg voorafgaand aan een gedoogplicht dijkversterking.

Volledige schadeloosstelling bij gedoogplicht BP omvat ook planschade
Bij oplegging van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) moet de schade die door de aanleg en instandhouding van het werk wordt geleden volledig worden vergoed. De Hoge Raad beslist in zijn arrest van 21 juni 2019 dat ook planschade onder deze volledige schadeloosstelling valt en schept met dit arrest duidelijkheid over de verhouding tussen schadeloosstelling op grond van de BP en planschadevergoeding op grond van artikel 6.1 e.v. Wro. De Hoge Raad vernietigt hiermee het (opmerkelijke) arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 januari 2018, waarover Jessica de Roos eerder al kritisch schreef op dit blog.

Cursus 'Actualiteiten grondverwerving'
Net als voorgaande jaren organiseren wij ook dit jaar weer de…

Gedoogplicht uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing schorsingsverzoek
De exploitant van een vakantiepark weigerde medewerking aan de aansluiting van vakantiewoningen op het elektriciteitsnetwerk van Liander, waarop een gedoogplicht is opgelegd op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht. De exploitant heeft daarop de rechtbank Noord-Nederland verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het werk, maar dat verzoek is afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.

Verslag online seminar Grondverwerving bij dijkversterkingen
Op welke wijze kunnen waterschappen hun strategie grondverwerving bepalen om ervoor te zorgen dat tijdig over de grond kan worden beschikt?

Online seminar Grondverwerving bij dijkversterkingen
Op 29 november 2018 van 11:00 - 12.00 uur vindt het online seminar Grondverwerving bij dijkversterkingen plaats. Het betreft het eerste online seminar in de nieuwe 4-delige reeks online seminars speciaal voor waterschappen. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma stelt de waterschappen en Rijkswaterstaat voor een enorme opgave die bestaat uit maatregelen aan ruim 700 kilometer primaire waterkering en meer dan 200 waterkerende kunstwerken. Voor de uitvoering van die maatregelen is het essentieel om op tijd te beschikken over de gronden binnen het permanente en tijdelijke ruimtebeslag. Vanzelfsprekend is minnelijke verwerving daarbij het uitgangspunt, maar als dat niet (tijdig) tot een oplossing leidt, bieden instrumenten als onteigening en de gedoogplichten op grond van de Waterwet uitkomst. Maar wanneer verdient welk instrument de voorkeur? Is de inzet van dat instrument altijd mogelijk? En in hoeverre speelt het eigendommenbeleid/de grondstrategie van de beheerder daarbij een rol? Deze en andere aspecten van grondverwerving bij dijkversterkingen komen tijdens dit eerste online seminar aan bod.

Studiemiddagen Nysingh Actualiteiten Grondverwerving 2018
Studiemiddagen Actualiteiten Grondverwerving 2018 in Utrecht, Eindhoven en Hoogeveen: wederom veel belangstelling en levendige discussies over onder meer zelfrealisatie en BTW bij onteigening.

Gedoogplicht ondanks afspraken met Gasunie
Ondanks de afspraak met Gasunie dat een ‘afsluiterschema’ zou worden verplaatst naar het kavelpad, is het afsluiterschema opnieuw in het agrarische perceel zelf aangebracht. Daarvoor is vervolgens een (intussen onherroepelijke) gedoogplicht opgelegd op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Gasunie hoeft daarom niet tot verplaatsing over te gaan. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kent evenmin een vergoeding toe voor schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Gasunie. Artikel 14 BP kent een exclusieve rechtsgang voor de bedoelde schade.

Cursus Actualiteiten grondverwerving
U kunt zich vanaf nu aanmelden voor onze jaarlijkse najaarscursus Actualiteiten grondverwerving, waarin u in één middag bijgepraat wordt over de ontwikkelingen op het gebied van onteigening en gedoogplichten.

Aanbod standaardovereenkomst TenneT voldoende minnelijke poging
Opnieuw blijkt dat het minnelijk overleg voorafgaande aan de oplegging van een gedoogplicht op grond van de BP terughoudend getoetst wordt. De Afdeling oordeelt dat er geen rechtsregel is die voorschrijft dat in de onderhandelingen over de vestiging van een opstalrecht gestreefd moet worden naar een resultaat dat vergelijkbaar is met de rechtsverhouding die ontstaat door een gedoogplicht.