Matiging deskundigenkosten in onteigeningsprocedure

Onlangs oordeelde de Rechtbank Limburg in een onteigeningsprocedure dat een sterke matiging van deskundigenkosten op zijn plaats was (Rechtbank Limburg 13 september 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:5445).

Vergoeding redelijke kosten

Op basis van artikel 50 Ow heeft degene wiens eigendom of recht onteigend wordt aanspraak op vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten, mits deze voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Die toets houdt in dat zowel het inschakelen van de betreffende adviseur als de omvang van diens kosten redelijk dient te zijn.

In het algemeen wordt als redelijk beschouwd dat een advocaat en een deskundige/taxateur worden ingeschakeld, daarover bestond ook in dit geval geen discussie.

Over de omvang van de kosten ontstond wel discussie. Om tal van redenen, die hier niet allemaal herhaald zullen worden maar het bekijken van de uitspraak waard zijn, komt de rechtbank tot een zeer aanzienlijke matiging van de kosten. Van de kosten die aan het inschakelen van deskundige/taxateur waren verbonden, wordt minder dan 25% vergoed.

Daarbij maakt de rechtbank duidelijk dat zowel de onteigende als diens adviseurs een eigen verantwoordelijkheid hebben om de kosten te bewaken. Wanneer de onteigende verlangt dat de onteigenaar de kosten van de deskundige bijstand betaalt, mag verwacht worden dat zowel de onteigende als diens professionele belangenbehartigers ook rekening houden met het belang van de onteigenaar door er voor te zorgen dat de kosten binnen de grenzen van de redelijkheid blijven. Dat was volgens de rechtbank in dit geval in onvoldoende mate gebeurd.

Wie betaalt het overige deel van de kosten?

De rechtbank laat zich niet uit over de vraag wie het niet door de onteigenaar te vergoeden deel van de kosten dan heeft te dragen: de onteigende of diens deskundige. Die vraag kan ook eigenlijk niet in een onteigeningsprocedure beantwoord worden. Bepalend voor het antwoord op die vraag is immers hetgeen tussen de deskundige en de onteigende is afgesproken en als redelijk heeft te gelden. De relatie tussen de onteigende en zijn adviseurs staat in een onteigeningsprocedure echter niet ter discussie. Voor een zeldzaam voorbeeld waarin de rechtbank oordeelde dat kosten die de onteigenaar niet hoeft te vergoeden in beginsel evenmin door de deskundige aan zijn cliënt (de onteigende) in rekening mogen worden gebracht zie rechtbank Den Haag 8 december 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:14261). In dat geval overwoog de rechtbank:

De advieskosten die kennelijk aan [gedaagde] in rekening zijn gebracht en door de gemeente thans niet behoeven te worden vergoed dienen voor rekening te komen van de betreffende adviseurs, tenzij zij op dit punt met [gedaagde] andere afspraken hebben gemaakt. De adviseurs worden geacht zelf een inschatting te kunnen maken van de redelijkheid van de door hen in het kader van de onteigening te maken advieskosten.

De gemeente werd door Nysingh bijgestaan.

Meer weten?

Wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neemt u dan contact op met Bas ten Kate, onteigeningsadvocaat (t: +31 (0)6 53 18 12 14 of e: bas.tenkate@nysingh.nl).