Nihil-aanbod in het minnelijk overleg

De provincie Drenthe heeft de onteigening verzocht van gronden waarvan zij zelf eigenaar is, maar waarop een tankstation wordt geëxploiteerd op basis van een concessie. Volgens de exploitant doorkruist de onteigening op ongerechtvaardigde wijze de civiele procedure tot beëindiging van de concessie en zou de provincie bovendien geen reële vergoeding hebben geboden door een nihil-aanbod te doen. De Kroon heeft op het verzoek beslist bij KB van 4 september 2017.

Werk waarvoor onteigend wordt

Onteigend wordt ter uitvoering van het bestemmingsplan dat voorziet in de reconstructie van de provinciale weg N34 ter hoogte van de aansluiting ’t Klooster. Het tankstation kan vanwege de reconstructie niet worden gehandhaafd.

Rechthebbende?

De provincie Drenthe heeft tijdens het minnelijk overleg de vraag opgeworpen of de exploitant van het tankstation als rechthebbende als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de onteigeningswet, dient te worden beschouwd. Naar aanleiding van een vordering van de provincie tot ontruiming van de onderhavige onroerende zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat de rechtsverhouding geen huurovereenkomst is, maar een duurovereenkomst ‘sui generis’ (een overeenkomst die niet voldoet aan één van de wettelijke omschrijvingen van bijzondere overeenkomsten). Mede gelet op bedoelde uitspraak waaruit volgt dat er in ieder geval elementen van een huurrelatie aan de orde zijn, sluit de Kroon niet uit dat een recht als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de onteigeningswet aan de orde is. Het is uiteindelijk aan de burgerlijke rechter om daarover te oordelen, aldus de Kroon.

Détournement de pouvoir

De exploitant van het tankstation heeft zich erover beklaagd dat, kort gezegd, de provincie met de onteigeningsprocedure probeert om onder de verplichtingen uit de concessieovereenkomst uit te komen. De provincie tracht sinds 2012 het onderhavige recht te beëindigen. Omdat medio 2016 het einde van de civiele procedure tot beëindiging van de overeenkomst en de ontruiming nog niet in zicht was, heeft de provincie besloten een onteigeningsprocedure op te starten. De onteigeningsprocedure doorkruist volgens de exploitant de civiele procedure, waardoor sprake zou zijn van détournement de pouvoir. De Kroon stelt voorop dat in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure geen zelfstandige uitspraken gedaan kunnen worden over het geschil over de beëindiging van de concessieovereenkomst. Door onteigening zal de onroerende zaak zijn bevrijd van het gebruiksrecht van de exploitant. De Kroon oordeelt dat met de verzochte onteigening ter realisering van het bestemmingsplan een evident publiek belang wordt gediend en volgt de exploitant niet in haar redenering dat sprake zou zijn van détournement de pouvoir.

Nihil-aanbod

Verder heeft de exploitant van het tankstation naar voren gebracht dat de provincie geen reële vergoeding heeft aangeboden, omdat zij zonder enige onderbouwing slechts gesteld heeft dat deze op nihil kon worden gesteld. Met het nihil-aanbod zou de provincie voorbij zijn gegaan aan het vonnis van de rechtbank, waarin staat dat de provincie op zijn minst een vergoeding had moeten aanbieden. De Kroon is echter van oordeel dat de provincie niet onjuist heeft gehandeld. Zij acht daartoe van belang dat de provincie heeft verzocht om overlegging van financiële gegevens om de eventuele schade vast te kunnen stellen, maar dat de exploitant aan dat verzoek niet heeft voldaan. De provincie kon daardoor niet weten óf de exploitant schade zal lijden en zo ja, hoe groot deze schade zal zijn. Verder acht de Kroon van belang dat de provincie na het verzoekbesluit wel een schadevergoeding heeft aangeboden op basis van voortschrijdend inzicht vanwege de genoemde gerechtelijke uitspraak en in het kader van een herhaalde civiele opzegging van de concessie. Ook is relevant dat de provincie het aanvankelijke nihil-aanbod heeft gemotiveerd. Onder deze omstandigheden is de Kroon van oordeel dat voldoende minnelijk overleg heeft plaatsgevonden.

Compensatiegrond

De exploitant meent op basis van de concessie recht te hebben op een vervangende locatie. De Kroon herhaalt echter haar standaardoverweging dat de onteigeningswet niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen zoals een andere locatie voor een tankstation. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en meestal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het minnelijk overleg . Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning, aldus de Kroon. In dit geval had de Provincie onderzocht of compensatie mogelijk is, maar beschikt zij niet over een vervangende locatie voor een tankstation.

De Kroon ziet geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening af te wijzen.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *