Moet de onteigende gehoord worden naar aanleiding van een verzoek om afgifte van een bevelschrift?

ECLI:NL:RBLIM:2013:11006

 

Deze uitspraak is ruim 1,5 jaar geleden gewezen (augustus 2013) maar pas recent gepubliceerd.

In artikel 57 Onteigeningswet is bepaald dat de onteigenende partij op bevelschrift van de voorzitter van de rechtbank in het bezit van het onteigende wordt gesteld, wanneer de onteigende, nadat het onteigeningsvonnis onherroepelijk is geworden en het voorschot is betaald, blijft weigeren het onteigende te verlaten. Het artikel geeft de rechter geen ruimte voor het maken van enige afweging. Desondanks gelasten veel rechtbanken een hoorzitting alvorens op een verzoek om afgifte van een bevelschrift te beslissen. Dat kan leiden tot een vertraging van soms enkele maanden op een moment dat daarvoor geen ruimte meer is.

De Limburgse rechtbank doet het anders en oordeelt nadrukkelijk dat de onteigende geen gelegenheid wordt gegeven om te worden gehoord. Daarbij wordt gewezen op de tekst van artikel 57 en de waarborgen die in de onteigeningsprocedure reeds geboden worden. Deze uitspraak lijkt mij in lijn niet alleen met de wet, maar ook met het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA5878), waarin is geoordeeld dat de omstandigheid dat de onteigenende partij geen of slechts voor een korte periode voortgezet gebruik aanbiedt, de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van een op zichzelf geldige onteigeningstitel niet raakt. Een onteigeningstitel kan volgens de Hoge Raad in dit arrest terstond ten uitvoer worden gelegd en een aanbod tot voortgezet gebruik betreft uitsluitend de nog vast te stellen schadeloosstelling.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *