Minnelijk overleg: tegemoetkoming aan wensen grondeigenaar

In het KB van 15 november 2016 (nr. 2016001904) inzake de reconstructie van de N236 is aandacht voor de eisen die aan het minnelijk overleg worden gesteld en de vraag in hoeverre aan wensen van de grondeigenaar voor alternatieve oplossingen tegemoet moet worden gekomen.

Werk waarvoor onteigend wordt

Gedeputeerde staten van Noord-Holland heeft verzocht om gronden ter onteigening aan te wijzen voor de reconstructie van de provinciale weg N236 en de aanleg van de nieuwe Vechtbrug. Tegen het bestemmingsplan dat de planologische basis voor het werk vormt loopt nog een beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Zienswijzen minnelijk overleg

Tegen het ontwerp-KB zijn verschillende zienswijzen naar voren gebracht. De zienswijzen zien in belangrijke mate op gebreken die aan het gevoerde minnelijk overleg zouden kleven. Er zou volgens reclamanten onder meer te weinig moeite zijn gedaan om tegemoet te komen aan hun wensen om de uitvoering van het werk waarvoor onteigend wordt enigszins aan te passen. Ook zou in een van de laatste aanbiedingen ten onrechte twee pro memorie (p.m.) posten zijn opgenomen.

Wensen van onteigende

Een van de reclamanten wenste onder meer een aanpassing van de beoogde kadastrale grenzen, verplaatsing van een bushalte en een andere locatie van een rotonde, dit met het oog op te verwachten aantasting van het vrije uitzicht en lichtinstraling.

Aan een deel van deze wensen kon tegemoet worden gekomen en aan een deel niet. De zienswijze dat verzoeker het minnelijk overleg niet serieus heeft genomen gaat niet op. Hoewel volgens vast Kroon jurisprudentie geldt dat verzoeker zich dient in te spannen om aan de wensen van reclamanten tegemoet te komen en vragen te beantwoorden, is deze verplichting vanzelfsprekend niet onbegrensd. De Kroon overweegt dat de omstandigheid dat niet aan alle wensen van reclamant tegemoet kan worden komen en niet alle vragen van reclamant op een voor hem bevredigende manier zijn beantwoord, nog niet maakt dat het overleg als niet serieus moet worden bestempeld.

Voorts herhaalt de Kroon in dit kader (zie ook de op de op dit blog besproken KB’s Kolenbranderweg Haaksbergen en Rondweg Voorst dat verzoeker bij het onderzoeken van de door reclamanten gewenste oplossingen uiteindelijk wel is gebonden aan de eigen – op urgentie toegespitste – planning. Als niet binnen een afzienbare termijn overeenstemming kan worden verwacht (al dan niet op basis van voorstellen van de eigenaar), dan mag worden overgegaan tot het starten van de administratieve onteigeningsprocedure.

Aanbieding met p.m. posten

In zijn zienswijze stelt reclamant voorts dat de laatste aanbieding van verzoeker niet als een aanbieding kan worden gezien omdat er nog twee schadeposten pro-memorie waren opgenomen. Dit bleek echter belangrijk genuanceerder te liggen. Verzoeker had namelijk in haar brief twee aanbiedingen geformuleerd: een aanbieding (optie 1) uitgaande van de aankoop van het gehele benodigde oppervlakte en een tweede aanbieding (optie 2), waarin uitgegaan werd van het leveren van compensatiegrond. Enkel waar het ging om optie 2 waren nog twee schadeposten (aanpassingskosten en deskundigenkosten) p.m. opgenomen, daar de benodigde onderbouwing voor deze posten nog niet door reclamant was aangeleverd.

Optie twee betrof enkel een bijkomende aanbieding die in het kader van het minnelijk overleg aan de orde kan komen. Die aanbieding doet niets af aan het feit dat er wel een concrete aanbieding was geformuleerd als optie 1. De Kroon ziet dan ook in deze zienswijze van reclamant geen aanleiding tot afwijzing van het onteigeningsverzoek.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *