Gedoogplicht en aanvaard risico

De Raad van State heeft in de uitspraak van 1 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:524) een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 7.14 Waterwet naar aanleiding van een opgelegde gedoogplicht gehonoreerd. In de uitspraak komen aan de orde de vragen of er sprake was van aanvaard risico, dan wel of de schade anderszins was verzekerd, nu met de voorgaande eigenaar een gebruiksovereenkomst was gesloten waarin voorzien was in een vergoeding.

Gebruiksovereenkomst met oude eigenaar

Het Wetterskip Fryslân had met de eigenaar van een aantal gronden overeenstemming bereikt over de uitvoering van werkzaamheden in het kader van het projectplan Boppeste Noorderhogeweg Rottevalle-Drachten. De werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het verbreden van een watergang met 2 meter. In het kader van de overeenstemming is een vergoeding van € 25.000,- betaald. Afgesproken was voorts dat de eigenaar bij verkoop een kettingbeding zou overeenkomen, waardoor ook een opvolgend eigenaar aan de overeenkomst gebonden zou zijn. Dat laatste deed de eigenaar niet. De nieuwe eigenaar bleek vervolgens niet bereid om de werkzaamheden toe te laten zonder dat hem daarvoor een adequate vergoeding zou worden toegekend.

Gedoogplicht opgelegd aan nieuwe eigenaar

In een tweetal besluiten van dezelfde datum legt het Wetterskip een gedoogplicht (art. 5.24 Waterwet) op en wijst het een verzoek om schadevergoeding af. Tegen beide besluiten tekent de nieuwe eigenaar bij de rechtbank vergeefs beroep aan. Bij de Afdeling heeft de nieuwe eigenaar meer succes. De Afdeling laat weliswaar de gedoogplicht in stand, maar oordeelt dat het verzoek om schadevergoeding ten onrechte is afgewezen.

Voor wat betreft de gedoogplicht zelf bevat de uitspraak van de Afdeling weinig nieuws. Wel opvallend is de overweging dat de gedoogplicht volgens de Afdeling niet rauwelijks is opgelegd, omdat dit pas is gebeurd nadat de nieuwe eigenaar te kennen had gegeven geen medewerking te verlenen aan de uitvoering van de werkzaamheden. Betekent dit nu dat het dus niet nodig is om voorafgaande aan het opleggen van de gedoogplicht te onderhandelen over een schadevergoeding? Ik houd het er maar voor dat hier weinig eisen aan de onderhandelingen gesteld worden omdat het Wetterskip beargumenteerd meende dat de nieuwe eigenaar geen aanspraak op een vergoeding kon maken.

Verzoek om schadevergoeding

Ten aanzien van de schadevergoeding gaat het Wetterskip voor twee ankers liggen. Het Wetterskip stelt dat de schade voor de nieuwe eigenaar voorzienbaar was en daarom voor diens rekening dient te blijven. Bovendien is vergoeding van schade volgens het Wertterskip anders verzekerd doordat de schade volgens de oude eigenaar in de verkoopprijs verdisconteerd is.

Aanvaard risico

Het belang van de uitspraak zit vooral in de verwerping van het eerste argument. De Afdeling herhaalt allereerst dat artikel 7.14 Waterwet een aanspraak op nadeelcompensatie behelst. Dit betekent volgens de Afdeling dat schade die onder het normaal maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico valt, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het betekent echter ook (maar dat zegt de Afdeling niet!) dat schade die voorzienbaar was op het moment dat in het geschade belang geïnvesteerd werd buiten vergoeding blijft. Vervolgens wijst de Afdeling op de memorie van toelichting bij de Waterwet, waarin is overwogen dat indien door een besluit de onroerende zaak zelf wordt aangetast, bijvoorbeeld door vergraving van gronden, in beginsel volledige schadeloosstelling in de rede ligt. In diezelfde memorie staat echter ook (nota bene op dezelfde pagina!):

Overigens geldt ook dan dat indien sprake is van actieve of passieve risicoaanvaarding, de daardoor ontstane schade voor rekening van de getroffene blijft.

Toch oordeelt de Afdeling dat de schade niet voor rekening van de nieuwe eigenaar dient te blijven omdat deze er vanuit mocht gaan dat hij zou worden gecompenseerd voor met het vergraven van de gronden gemoeide verlies van grond. Daaraan voegt de Afdeling toe dat uit het projectplan volgt dat de hoogte van de vergoeding per eigenaar wordt uitgewerkt in een schriftelijke overeenkomst. Of de nieuwe eigenaar alleen om deze reden er van mocht uitgaan dat hij zou worden gecompenseerd wordt niet duidelijk. Dat is jammer, omdat daardoor nog niet volledig zeker is dat bij aantasting van de onroerende zaak, anders dan door de wetgever is overwogen, het leerstuk van het aanvaard risico geen rol speelt. In de praktijk wordt dat om begrijpelijke redenen in de meeste gevallen wel verondersteld.

Anderszins verzekerd

Ten aanzien van de vraag of vergoeding van de schade anderszins is verzekerd oordeelt de Afdeling dat de stelling van de verkoper dat de schade in de verkoopprijs is verdisconteerd onvoldoende is om het verzoek te kunnen afwijzen, nu dit door de koper was betwist. Daar ben ik het graag mee eens. Ik meen dat afwijzing op basis van dit aspect alleen kan worden gebaseerd op de omstandigheid dat beide partijen een dergelijke verrekening beoogd hebben, hetgeen bijvoorbeeld kan blijken uit een bepaling in de overeenkomst.

Al met al is het eindoordeel van de Afdeling bevredigend, hoewel de uitspraak ook vragen oproept.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *